De Surinaamse president, Runaldo Ronald Venetiaan, heeft op de top van Unasur zijn bezorgdheid uitgesproken over de legitimiteit van het besluit van Colombia tot vestiging van Amerikaanse militaire bases in Colombia. “Colombia heeft natuurlijk de vrijheid om ondersteuning te vragen in de strijd tegen de drugshandel, maar Suriname realiseert zich dat, afgezien van het recht van soevereiniteit, er ook een regionale wet moeten worden beschermd dat deze ondersteuning geen bedreiging is voor andere landen in de regio”, aldus Venetiaan.
“De beginselen van niet-interventie moeten in acht worden genomen, net zoals de beginselen van soevereiniteit”, zei hij.
Hij toonde zijn grote bezorgdheid over de gerezen meningsverschillen en benadrukte dat naast het beginsel van soevereiniteit, ook het principe van non-interventie in acht moet worden genomen. “We zijn bezorgd over de problemen op ons continent, wij ontvangen signalen van discussies en meningsverschillen, wij krijgen ook signalen dat de verschillen van mening en problemen zouden kunnen worden opgelost door militaire actie. Het allerbelangrijkste - en een voorwaarde zonder uitzondering - is het realiseren van vrede op het continent”, aldus de Surinaamse president.
Venetiaan benadrukte dat in de strijd tegen de drugshandel niet alleen naar militaire opties moet worden gekeken. “De problemen zijn vaak van politieke aard en de bestrijding van de drugshandel is geen zaak voor militairen, maar in de meeste landen een taak voor de politie. Het zou goed zijn dat het leger en analyse maakt, maar het is politiek niet wenselijk dat het leger het instrument is tegen de drugshandel”, aldus Venetiaan.
Hij herhaalde de steun van Suriname aan de verdere ontwikkeling van Unasur. “Er is genoeg te doen. Drugs zijn één van de problemen, een ander probleem is de invloed van externe machten. We moeten het onderwijs verbeteren, de gezondheidsproblemen oplossen en we hopen dat we alle mogelijkheden die wij tot onze beschikking hebben, kunnen gebruiken voor onze mannen, vrouwen en onze jeugd”, zei hij. (Bron: Transcript van de Topbijeenkomst)