Nu de metaalprijzen blijven stijgen, is in Peru het debat weer opgelaaid om mijnbouwbedrijven meer royalty's te laten betalen. Door de succesvolle lobby van de mijnbouw en de voorzichtigheid van de regering om gevoelige kwesties aan te pakken, vlak voor de verkiezingen, zijn twee wetten die de staat een groter aandeel in de mijnbouwinkomsten geven, nog niet goedgekeurd.
"Over herwinning van inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen is wereldwijd een debat gaande", zegt econoom Humberto Campodónico. "In Peru zijn er echter alleen voorzichtige pogingen om iets te veranderen, omdat de politiek de kwestie liever uit de weg gaat. Verandering is pas mogelijk als er een andere regering zit."
Landen zoals Bolivia, Ghana, Mexico en Mozambique heffen belasting over grote, onvoorziene winsten van mijnbouwbedrijven. Ook in Australië werd dit jaar een wet goedgekeurd die in 2012 in werking treedt.
Vrijwillige bijdrage
Een van de verkiezingsbeloften van president Alan García was om een nieuwe belasting op te leggen aan mijnbouwbedrijven. Maar toen hij in 2006 aantrad, onderhandelde zijn regering in plaats daarvan een "vrijwillige bijdrage" door de bedrijven. Dit geld zou gebruikt worden voor armoedebestrijding.
Ondanks het feit dat de metaalprijzen bleven stijgen, droegen de mijnbouwbedrijven tot nu toe slechts 638 miljoen dollar bij aan het fonds. Van het geld ging maar 56 procent naar ontwikkelingsprojecten voor de bevolking in mijnbouwregio's, blijkt uit cijfers van het ministerie van Energie en Mijnen.
Het contrast tussen de inkomsten van de bedrijven en de vrijwillige bijdragen, is groot. De netto inkomsten van vijf mijnbouwbedrijven - Cerro Verde, Barrick Gold, Southern Copper, Yanacocha en Antamina - bedroegen 20 miljard dollar tussen 2005 en 2010.
De mijnbouwindustrie is een van de belangrijkste motoren voor economische groei in Peru. Het land is wereldwijd de belangrijkste producent van zilver, de op een na grootste producent van koper en zink en de op vijf na belangrijkste producent van goud. (Bron: IPS)