zaterdag 9 januari 2010

Vice-voorzitter EP: Cuba hoort niet op lijst van terroristische staten



Vice-voorzitter Europees Parlement Miguel Angel Martínez

Van de redactie - In een interview met het Zuid-Amerikaanse televisiestation teleSUR, afgelopen maandag 4 januari, heeft de vice-voorzitter van het Europees Parlement (EP), Miguel Angel Martínez, verklaard dat de strijd tegen het terrorisme in de Verenigde Staten moet worden gemotiveerd door reële feiten en niet door politieke veronderstellingen die gevolgen hebben voor een geheel volk. Martínez doelde daarbij vooral op Cuba, dat hij noemde als land dat uitblinkt in de strijd tegen terrorisme. [1]
Martínez zei dat hij begreep dat het de verantwoordelijkheid van iedere regering is om de veiligheid van haar burgers te waarborgen en dat terrorisme een onbetwistbare bedreiging vormt, maar dat hij van mening is dat Cuba een land is dat zich heeft onderscheiden in de strijd tegen deze plaag, dus niet mag worden aangeduid als een land dat terrorisme steunt.


De Spaanse parlementariër noemde daarbij de vijf Cubanen die momenteel in de VS gevangen zitten voor hun inzet tegen terroristische aanslagen tegen hun land, waarbij hij de onrechtvaardige en onmenselijke omstandigheden hekelde waarin zij gevangen worden gehouden, "omdat ze met de geheime dienst van hun land zich hebben ingezet om terroristische acties te voorkomen."
Hij zei dat de Amerikaanse lijst van landen die terrorisme zouden steunen, een lijst is die door de meest reactionaire regering die heeft bestaan in de geschiedenis van de Verenigde Staten is opgesteld en een volstrekt willekeurige lijst is. Op de lijst staan veertien landen:
Afghanistan, Algerije, Cuba, Libanon, Libyië, Irak, Iran, Nigeria, Pakistan, Saudi Arabië, Somalië, Syrië en Jemen.
  
"Ik denk dat de verdediging van de burgers tegen terrorisme niet gebruikt kan worden om landen als terroristisch bestempelen", aldus Martinez. Hij benadrukte het belang van informatievergaring in elk land, omdat in zijn ogen uitwisseling van informatie van groot belang is, maar voegde eraan toe dat het moet gaan om handelingen van individuele burgers, waarvan agenten kunnen aantonen dat ze echt bij terroristische activiteiten betrokken zijn
en niet een geheel volk, laat staan Cuba dat absoluut boven elke verdenking staat.
 

Martinez zei dat het terrorisme een grote bedreiging is in onze tijd en, ondanks het ongemak dat deze strijd met zich meebrengt, we het niet als een “wilde stier” moeten behandelen. Hij zei deze woorden in verband met de invoering van nieuwe veiligheidsmaatregelen in de Verenigde Staten, gericht op mensen van een "lijst van verdachte landen”.


De Sectie voor Cubaanse Belangen in Washington heeft in een verklaring op 5 januari verzekerd dat de Cubaanse regering samenwerkt in de internationale campagne tegen het terrorisme en veroordeelde de opname van Cuba in de lijst die door de Amerikaanse regering als sponsors van terrorisme worden beschouwd. Alberto González, de woordvoerder van de Sectie, verklaarde dat Cuba de uitvoering van veiligheidsmaatregelen die internationaal worden toegepast heeft nagekomen, nakomt en zal blijven nakomen.

González zei ook dat Cubaans grondgebied nimmer gebruikt is voor het organiseren, financieren en uitvoeren van terroristische aanslagen tegen de VS, noch tegen welk ander land dan ook en suggereerde dat de plaatsing van Cuba op de lijst politiek gemotiveerd is.
Integendeel, zei González, Cuba is juist het slachtoffer van geweld en terrorisme, door figuren als Luis Posada Carriles, die vrij rondloopt in de Verenigde Staten en nog niet voor het gerecht is gebracht. [2]

Posada Carriles is verantwoordelijk voor het opblazen van een Cubaans vliegtuig in 1976, waarbij 96 alle passagiers en bemanningsleden om het leven zijn gekomen. Carriles, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, is hiervoor in Venezuela veroordeeld, maar wist met Amerikaanse hulp te ontsnappen en uiteindelijk naar de VS te ontkomen. Venezuela heeft diverse malen om zijn uitlevering gevraagd, maar de Amerikanen hebben dit geweigerd. Carriles is nauw verbonden met de extreem-rechtse republikeinen en zijn naam wordt ook in verband gebracht met de moord op president Kennedy.

De vijf Cubanen, die in de VS tot zeer hoge straffen zijn veroordeeld in een politiek beladen proces in Miami, waren actief om informatie te vergaren over mogelijke terroristische aanslagen tegen hun land. Zij werkten uitsluitend undercover in de Cubaanse ballingengroepen en waren niet aan het spioneren tegen de Verenigde Staten. Zij gaven hun informatie niet alleen aan de Cubaanse geheime dienst, maar ook aan de Amerikaanse FBI. In plaats van actie ondernemen tegen de terroristen, werden de vijf gearresteerd.