donderdag 1 april 2010

Dodelijkste maand voor journalisten in Honduras


Journalisten in Honduras klagen al lang over repressie, aanvallen en gedwongen ballingschap. Maar nog nooit eerder kwamen vijf reporters om in een maand tijd. Internationale organisaties als Reporters without Borders, het International Press Institute en Human Rights Watch uiten hun bezorgdheid.
Samen met buurlanden Guatemala en El Salvador is Honduras een van de meest gewelddadige landen ter wereld, met een gemiddelde van veertien slachtoffers per dag. Veel van de lichamen die worden teruggevonden, zijn gefolterd en geboeid.

Volgens lokale en internationale mensenrechtengroeperingen hebben de verkiezingen in november vorig jaar geen einde kunnen maken aan de golf van repressie na de coup tegen president Zelaya in juni . Bovendien is de polarisatie tussen voor- en tegenstanders van de coup niet verminderd.
Journalisten blijken een bijzonder kwetsbare groep. "Het lijkt erop dat sommige groepen de dood van journalisten willen afschilderen als een normaal fenomeen, zodat er geen onderzoek komt en de daders onbestraft blijven", zegt professor Juan Ramón Durán van de School voor Journalistiek aan de Autonome Nationale Universiteit van Honduras. De regering-Lobo heeft de verantwoordelijkheid om te onderzoeken en te identificeren wie verantwoordelijk is voor de moorden en waarom die gedaan zijn, zegt hij. Doet ze dat niet, dan schaadt ze de vrijheid van meningsuiting en het recht van de burger op informatie.
"Het wordt tijd dat onze journalisten de handen in elkaar slaan en dat onze vakbonden sterker worden om te vermijden dat de moorden genegeerd worden als geïsoleerde incidenten", zegt Marlen Zelaya van de onlinekrant Proceso Digital.


Live tijdens aanval
Op 1 maart openden aanvallers het vuur op de auto van journalist Joseph Hernández Ochoa, die zijn collega Carol Cabrera naar huis bracht. Hernández liet het leven, Cabrera overleefde de aanval maar raakte gewond. Ze slaagde erin om de aanval live te rapporteren op de radio. De luisteraars konden de schoten en haar kreten om hulp mee volgen.
Eerder was Cabrera's zestienjarige en zwangere dochter vermoord toen ze in december vorig jaar rondreed in de auto van haar moeder. Die moord werd afgedaan als het werk van jeugdbendes, maar na de aanval op Carol Cabrera begin maart is die piste nog moeilijk vol te houden. "Het onderzoek is een nieuwe richting ingeslagen, gebaseerd op sporen die we niet publiek kunnen maken", aldus Leonel Sauceda, woordvoerder van de politie.
Cabrera is intussen ondergedoken in een militair hospitaal en kreeg asiel aangeboden in de Verenigde Staten.
Tien dagen na de aanslag op Cabrera werd David Meza neergekogeld in de noordelijke stad La Ceiba. In de dagen voor zijn dood had hij het over bedreigingen door drugssmokkelaars. Na de moord vluchtte Carlos Geovany Alfonso Streber, de directeur van de televisiezender waar Meza werkte, het land uit.
Op 14 maart werd Nahum Palacios gedood toen hij op weg was naar huis, ongeveer honderd kilometer ten zuidoosten van La Ceiba. Zeven maanden eerder had de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten de Hondurese overheid gevraagd om in bescherming te voorzien voor de journalist, maar die sloeg het advies in de wind. Palacios werd naar eigen zeggen bedreigd door de veiligheidsdiensten na zijn kritische artikels over de coup.
Nog eens vijf dagen later werden José Bayardo Mairena en Manuel Juárez neergeschoten, twee journalisten die onderzoek deden naar drugssmokkel.
Geen enkele van de moorden is opgehelderd. Volgens minister van Veiligheid Óscar Álvarez heeft de politie "enkele duidelijke sporen wat het motief betreft in minstens twee van de zaken, maar wacht ze nog op enkele laatste verduidelijkingen voor ze de daders oppakt, uiterlijk eind april." Álvarez voegt daaraan toe dat er beloningen zijn uitgereikt "aan iedereen die informatie heeft over de dood van de journalisten of over de bedreigingen waar journalisten mee te maken krijgen." (Bron: IPS)