Handel met Europa levert Latijns-Amerikaanse werknemers weinig op
De handel met de Europese Unie (EU) heeft de positie
van werknemers in Latijns-Amerika nauwelijks verbeterd, ondanks het feit dat
het volume ervan verdubbelde tussen 1990 en 2007. Dat blijkt uit een studie van
twee Chileense academici. De Europese
Unie is de grootste investeerder in de regio, met Spaanse bedrijven aan kop. De
EU is na de Verenigde Staten de belangrijkste handelspartner van Latijns-Amerika,
hoewel China bezig is met een inhaalbeweging.
Latijns-Amerika verkoopt vooral basisgoederen aan de EU, terwijl een
aantal Europese bedrijven betrokken zijn bij geprivatiseerde diensten zoals
elektriciteit en gas, de mijnbouwindustrie en andere exportsectoren.
Hoewel het handelsvolume tussen beide regio's verdubbelde in de bestudeerde
periode, groeide de handel langzamer dan in de rest van de wereld en er was
geen sprake van een gestage, opgaande lijn, schrijven Claudio Lara en Consuelo
Silva in 'Economische relaties tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika: de
impact op de arbeidsmarkten - 1990-2007'.
Betere banen
Ondanks de groeiende handel, kon de veelgehoorde belofte van meer en betere
banen door het openen van de economie en als gevolg van directe buitenlandse
investeringen, niet waargemaakt worden, zeggen Lara en Silva.
Hoewel het niet gemakkelijk bleek om het verband tussen de banden met de EU en
de arbeidsomstandigheden vast te stellen in vergelijking met de relaties met
andere economische blokken, kwamen ze tot verschillende negatieve conclusies.
Gedurende de geanalyseerde periode nam de werkloosheid in sectoren als de
landbouw, bosbouw, visserij, mijnbouw en productie aanzienlijk toe, ondanks
flinke Europese investeringen in exportsectoren. Er werd meer werk uitbesteed,
wat leidde tot minder baanzekerheid en slechtere arbeidsvoorwaarden, en wat de
positie van vakbonden verzwakte.
Lonen
De auteurs van het boek stellen dat Europese bedrijven zoals Endesa, Edelnor en
Unión Fenosa (allemaal energiebedrijven) betrokken waren bij praktijken die de
vakbonden moesten verzwakken. Tijdens de onderzochte periode gingen
Latijns-Amerikaanse werknemers in verhouding tot de groei van het bruto
binnenlands product en de productiviteit, er op achteruit wat hun salaris
betreft.
Tussen 1995 en 2006 gingen de gemiddeld reële lonen in vijf van de elf
bestudeerde landen achteruit. Deze landen waren Argentinië, Brazilië, Panama,
Paraguay en Uruguay, blijkt uit statistieken van de Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO). In andere landen stagneerden de lonen of stegen ze licht.
De belangrijkste handelspartners van de EU zijn, in aflopende volgorde,
Brazilië, Mexico, Argentinië, Chili en Colombia. Samen zijn die landen goed
voor 80 procent van de totale handel tussen de regio's. (Bron: IPS)