dinsdag 27 april 2010

Grote ontwikkelingslanden willen klimaatakkoord tegen 2011


De milieuministers van Brazilië, Zuid-Afrika, India en China vinden dat er ten laatste tegen 2011 een mondiaal en bindend verdrag moet zijn om de klimaatverandering binnen de perken te houden. Daarvoor moet het onderhandelingsproces een nieuwe dynamiek krijgen, argumenteren de ministers van de zogenaamde Basic-landen, die het voorbije weekend in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad vergaderden.

Een als cruciaal aangekondigde klimaattop in Kopenhagen in december vorig jaar leverde maar een vage en niet bindende overeenkomst op. Eigenlijk had er een opvolger voor het Protocol van Kyoto uit de bus moeten komen, het verdrag dat de industrielanden nog tot 2012 verplicht hun uitstoot van broeikasgassen terug te schroeven. In het ideale geval is er al een volwaardig akkoord op de nieuwe top die het secretariaat van de Kaderconventie over de Klimaatverandering van de VN (UNFCCC) eind dit jaar in het Mexicaanse Cancun organiseert, vinden de Basic-landen.
"Maar er is geen doorbraak in zicht, we hebben nog een lange weg af te leggen", verklaarde de Indiase milieuminister Jairam Ramesh in Kaapstad.  De vier landen zetten daarom in op 2011. Dan volgt weer een nieuwe klimaattop van de VN, dan in Kaapstad. Ten laatste dan moet een goed akkoord rond zijn, stelden de milieuministers van de Basic-landen.


Nieuwe vertragingen
Om te slagen in 2011, zal het onderhandelingsproces volgens de vier landen duidelijk moeten versnellen en verbeteren. Ze maken zich vooral zorgen over de nieuwe vertraging die de goedkeuring van een klimaatwet in de VS heeft opgelopen.
Brazilië, Zuid-Afrika, India en China zijn het erover eens dat de Verenigde Naties het aangewezen forum blijven om tot een akkoord te komen. Oplossingen als het Akkoord van Kopenhagen dat niet door alle landen samen werd onderhandeld, kunnen enkel tussenstappen vormen.
Een mogelijkheid om snel meer goodwill te creëren is volgens de vier landen het versneld uitgeven van de 10 miljard dollar (7,5 miljard euro) die de rijke landen in Kopenhagen voor dit jaar in het vooruitzicht stelden om arme landen te helpen de uitdagingen van de klimaatverandering aan te gaan.

Belangenverdediging
Het uitblijven van een akkoord gaat vooral te koste van de ontwikkelingslanden, onderstreepten de deelnemers aan de bijeenkomst in Zuid-Afrika. De Basic-landen zetten hun economisch en diplomatiek gewicht in om de belangen van de ontwikkelingslanden te verdedigen in de klimaatonderhandelingen met de industrielanden. Maar tegelijk zitten ze in een aparte situatie: ze produceren zelf al relatief veel broeikasgassen en in geen enkele andere groep van landen neemt die uitstoot sneller toe.
In de industrielanden daalde de uitstoot de voorbije tijd, waarschijnlijk meer als gevolg van de crisis dan door reductie-inspanningen. Maar de industrielanden willen dat grote ontwikkelingslanden als India, China en Brazilië in elke geval ook bindende uitstootbeperkingen aanvaarden. Die landen argumenteren dat dergelijke beperkingen de economische groei zouden fnuiken die ze nodig hebben om de armoede in hun land te bestrijden. Ze willen zich er wel toe verplichten minder broeikasgassen uit te stoten per hoeveelheid energie die ze produceren.
Bron: IPS